Beïnvloedt ervaring de selectie?

Het UEFA Women’s Championship vindt elke vier jaar plaats en brengt de beste nationale vrouwenteams uit Europa samen. Dit toernooi, georganiseerd door de UEFA, is het hoogtepunt van het internationale vrouwenvoetbal in Europa. Aangezien eerdere edities steeds meer toeschouwers, meer uitzendingen en grotere sportieve erkenning kenden, is de vraag wie mag organiseren allesbehalve onbelangrijk.

Landen die interesse hebben om gastland te zijn, moeten een formeel biedingsproces doorlopen, voldoen aan de eisen van de UEFA en een overtuigend dossier indienen. De inzet is groot, en eerdere betrokkenheid als (co-)gastland kan een doorslaggevende rol spelen.

De aard van het organiseren van het toernooi en wat het inhoudt

Gastland zijn voor het UEFA Women’s Championship betekent meer dan alleen stadions aanbieden. Het omvat ook logistieke paraatheid, infrastructuur, veiligheidswaarborgen, accommodaties, marketing en een duidelijke toewijding aan de ontwikkeling van het vrouwenvoetbal. De UEFA beoordeelt de kandidaturen op basis van sportieve infrastructuur, financiële steun en nationale voetbalontwikkelingsplannen. Gastlanden krijgen doorgaans meer zichtbaarheid en steun voor hun eigen competities, wat aansluit bij de strategische doelstellingen van de UEFA om het vrouwenvoetbal verder uit te bouwen.

Het aantal deelnemende teams is geleidelijk toegenomen. In 1997 deden acht teams mee. In 2025 zijn dat er zestien, wat grotere en technisch geavanceerdere stadions vereist. Hierdoor wordt het aantal landen dat realistisch gezien de organisatie aankan kleiner. Ervaring kan wijzen op paraatheid, en de UEFA kijkt nauwgezet naar wat eerdere kandidaten hebben gerealiseerd.

Patronen in de keuze van gastlanden

Eerdere gastlanden hadden vaak al ervaring met het organiseren van UEFA- of FIFA-toernooien, voor mannen of vrouwen. Noorwegen, Duitsland, Zweden, Engeland en Nederland organiseerden edities nadat ze hadden laten zien over organisatorisch succes en lokaal enthousiasme te beschikken. Duitsland organiseerde bijvoorbeeld een toernooi in 2001 na eerdere succesvolle mannencompetities in de jaren tachtig en negentig. Engeland nam het stokje over in 2005 en opnieuw in 2022, en kon daarbij bouwen op jarenlange federale planning en toenemende binnenlandse interesse.

De keuze voor Zwitserland in 2025 kwam tot stand na een hevige biedingsstrijd met onder meer Denemarken, Finland, Noorwegen, Zweden, Frankrijk en Polen. De UEFA nam deze beslissing niet lichtvaardig. Zwitserland had eerder al wedstrijden georganiseerd tijdens UEFA Euro 2008 voor mannen en diende een plan in met meerdere steden en een nalatenschapsprogramma voor de ontwikkeling van het vrouwenvoetbal. De eerdere ervaring en organisatorische paraatheid gaven de doorslag.

De interesse buiten het veld

Het gastland heeft directe invloed op teamprestaties, mediabelangstelling, commerciële samenwerkingen en fanbetrokkenheid. Er wordt veel gesproken over thuisvoordeel. Hoogte, klimaat, vertrouwdheid met stadions en lokale steun kunnen allemaal invloed hebben. Voor fans, analisten en mensen die zich bezighouden met gokken op voetbal, kan kennis van het gastland voorspellingen aanscherpen.

Wedplatformen passen hun quoteringen snel aan zodra duidelijk wordt hoe het thuisvoordeel de wedstrijden beïnvloedt. Een team dat op eigen bodem speelt, kan meer energie tonen, terwijl reisafstanden en -omstandigheden andere ploegen kunnen beïnvloeden. Het toernooi van 2025 in Zwitserland laat dit goed zien: naar verwachting zal 80 procent van de tickets door lokale fans worden gekocht, wat het wedstrijdverloop aanzienlijk kan beïnvloeden.

Ook de stadionclusters en groepsindelingen kunnen van belang zijn. In 2025 zijn de speelsteden verdeeld in oostelijke en westelijke zones, wat gevolgen heeft voor reistijden. Het schema en de lokale steun dragen allemaal bij aan de dynamiek en het ritme van de competitie.

Verhoogt ervaring de kans op herhaalde selectie?

De UEFA lijkt een voorkeur te hebben voor kandidaten met bewezen organisatorisch vermogen. Zweden en Noorwegen, die samen het toernooi van 1997 organiseerden, deden in latere jaren opnieuw mee aan biedingsprocedures. De betrokkenheid van Engeland in zowel 2005 als 2022 wijst erop dat de UEFA vertrouwen heeft in gevestigde gastlanden. Zelfs co-gastheerschap, zoals in 1997 of bij mannentoernooien als Euro 2000 en Euro 2012, geeft een land ervaring die de UEFA meeneemt in haar beoordeling.

Een continuïteit van infrastructuur biedt duidelijke voordelen. Als stadions eerder aan de UEFA-normen voldeden, is het makkelijker aan te tonen dat ze dat opnieuw zullen doen. Evenzo zijn lokale overheden die eerder budgetten goedkeurden, vaak geneigd opnieuw steun te bieden. Het Zwitserse budget voor 2025 vloeide voort uit eerdere toezeggingen en een nationale bereidheid om te investeren in langetermijnprojecten.

De rol van gezamenlijke biedingen

Meerdere landen die samen bieden is een trend die de laatste tijd vaker voorkomt. Voor 2025 probeerden Denemarken, Zweden, Noorwegen en Finland gezamenlijk het toernooi binnen te halen. Hoewel zij het verloren van Zwitserland, lieten ze zien dat gedeelde verantwoordelijkheid en regionale samenwerking aantrekkelijke biedingen kunnen opleveren. De UEFA lijkt open te staan voor zulke combinaties, zeker wanneer geen enkel land alleen aan alle voorwaarden kan voldoen.

Toch brengt gezamenlijk organiseren complicaties met zich mee. Reislogistiek wordt ingewikkelder, nationale wetgeving kan verschillen, en uitzendrechten moeten per rechtsgebied worden geregeld. Dit vereist zorgvuldige planning en ervaren organisatiecomités. En daarmee komt eerdere betrokkenheid weer in beeld. Landen die eerder grote sportevenementen organiseerden of in internationaal verband samenwerkten, beschikken over institutionele kennis en gevestigde coördinatieprocedures.

De visie van UEFA op groei en nalatenschap

De UEFA richt zich steeds meer op de langetermijneffecten van toernooien. De achtergelaten nalatenschap doet ertoe. Voor 2025 introduceerde de Zwitserse voetbalbond een plan gericht op toegankelijkheid, trainersopleiding, vrijwilligerswerk en clubontwikkeling. Zulke toezeggingen weerspiegelen de groeiende interesse van de UEFA in wat er overblijft na het laatste fluitsignaal. Het vermogen van een gastland om duurzame bijdragen aan het vrouwenvoetbal te garanderen, kan zwaar meewegen.

Dergelijke planning verloopt meestal soepeler bij bonden met eerdere ervaring. Zij weten hoe ze moeten samenwerken met gemeenten, hoe ze mediabronnen moeten verdelen en hoe ze de commerciële eisen van de UEFA kunnen afstemmen op lokale tradities. Nalatenschapsplanning ontstaat niet spontaan, maar is het resultaat van eerdere organisatieverantwoordelijkheid.

Politieke en financiële factoren

Publieke financiering speelt een belangrijke rol. Tijdens de voorbereidingsfase voor 2025 kreeg Zwitserland te maken met aanzienlijke publieke kritiek. De federale overheid trok aanvankelijk slechts vier miljoen Zwitserse frank uit, terwijl vijftien miljoen was verwacht. Gemeenten zoals Thun en Luzern waarschuwden dat dit tekort hun deelname zou kunnen belemmeren.

Uiteindelijk leidde politieke druk vanuit de speelsteden en voetbalbestuurders tot een verhoging van de federale bijdrage. Deze financiële doorbraak toonde zowel de uitdagingen als voordelen van eerdere organisatorische betrokkenheid. Steden en federaties met ervaring kunnen beter beargumenteren waarom extra steun nodig is.

Andere bieders beschikken mogelijk niet over vergelijkbare ervaring om politieke tegenwind te pareren. Zij krijgen vaker te maken met bureaucratische vertragingen, scepticisme of een minder doordachte mediastrategie. Dat verschuift de aandacht van de UEFA naar landen die eerder soortgelijke obstakels hebben overwonnen.

Vooruitblik op 2029

Voor de editie van 2029 hebben vijf landen hun interesse kenbaar gemaakt: Denemarken en Zweden samen, Polen, Portugal, Duitsland en Italië. Al deze landen hebben eerder een toernooi georganiseerd of een bieding gedaan. Italië organiseerde bijvoorbeeld het Women’s Euro in 1993. Duitsland deed dat in 2001 en heeft een lange staat van dienst met internationale sportevenementen. Denemarken en Zweden werkten al eerder samen, en Polen was medeorganisator van Euro 2012 bij de mannen.

Deze voorbeelden laten zien hoe het verleden bijdraagt aan geloofwaardigheid. Elke kandidaat diende in maart 2025 een voorlopige bieding in en zal in augustus het definitieve voorstel indienen. De beslissing valt in december 2025. De UEFA beoordeelt de biedingen op stadionkwaliteit, planningsstructuur, steun van de overheid en de ambities van de voetbalbond. Zoals eerdere gevallen aantonen, kan een bewezen staat van dienst het verschil maken.

Schrijf een reactie